49 dat gedaagde niet is verschenen; dat de heer Th. van den Heuvel namens eiseres in hoofd zaak heeft verklaard, dat hij zich refereert aan de door eiseres aan de Commissie ingezonden stukken; OVERWEGENDE: dat eiseres lid is van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en gedaagde donateur en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsregle ment van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden en donateurs van de Bond onderling met uit sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitrageregle ment; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan de Com missie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overgelegde stukken wordt gestaafd; dat de vordering derhalve moet worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het ver schuldigde bedrag bedragende alsmede tot betaling van de geschilkosten, bedragende 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen alsmede tot betaling van de geschilkosten, bedra gende 50,(aan het Secretariaat der Commissie van Geschillen). Aldus gewezen te Amsterdam op 31 Augustus 1953. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de volgende arbitrale vonnissen gewezen: INZAKE: N.V. KINOTECHNIEK, gevestigd te AMSTERDAM en kantoorhoudend aldaar, eiseres, aan de Prinsengracht 530, contra J. VAN DER WAL, exploitant van de Witte Bioscoop te HEERENVEEN, wonende aldaar aan de Tjepkema- straat 25, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewe zen als arbitragecollege voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 12 Mei 1953, aangevuld met een brief van 19 Mei 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request en brief een afschrift aan dit vonnis is gehecht en die beschouwd wor den als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op Woensdag 24 J uni 1953 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amster dam; dat aldaar verschenen is de heer J. Hogendijk, gemachtigde van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen, maar bij schrijven d.d. 19 Juni 1953 heeft medegedeeld, dat hij met eiseres is over eengekomen, dat het verschuldigde bedrag ad van 1 Juli 1953 af in maandelijkse termijnen van zal worden voldaan, met dien verstande, dat hij een rente van 6 's-jaars zal vergoeden, te berekenen over het saldo aan het eind van iedere maand, maar dat na aflossing van de hoofdsom over het alsdan nog openstaande rentebedrag geen rente meer in rekening zal worden gebracht; dat de heer J. Hogendijk namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard dat eiseres met deze regeling accoord is gegaan; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Sta tuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag heeft erkend en dat deze vordering door de aan de Commissie overgelegde bescheiden wordt gestaafd; dat de vordering derhalve moet worden toegewezen en dat gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om het verschuldigde bedrag, verhoogd met 6% rente per jaar, te voldoen in maandelijkse termijnen van van 1 Juli 1953 af; dat gedaagde voorts moet worden veroordeeld tot beta ling der geschilkosten, bedragende 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen be hoorlijk bewijs van kwijting te betalen verhoogd met 6 rente per jaar, te voldoen in maandelijkse termijnen van van 1 Juli 1953 af, alsmede in de geschilkosten, bedragende 50 Aldus gewezen te Amsterdam op 24 Juni 1953. o In zake: N.V. METRO GOLDWYN MAYER FILMMAAT SCHAPPIJ, gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende aldaar aan de Weteringschans 28, eiseres, contra L. J. ANSEMS, exploitant van het Aurora Theater te Dongen, wonende Land van Kleef 4 te Loon op Zand. gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van ge schillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 9 Juni 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op Woensdag 24 Juni 1953 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amster dam; dat aldaar verschenen is de heer E. Spreekmeester, ge machtigde van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen, maar een brief aan de Commissie heeft doen toekomen, gedateerd 22 Juni 1953,

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 50