zouden worden verruimd of wegvallen, overschrij
ding van het maximum filmhuurpercentage voor
films van bijzondere waarde mogelijk kan wor
den gemaakt". Op dit amendement had het
Hoofdbestuur een gunstig prae-advies uitgebracht
met dien verstande, dat de redactie van de tweede
alinea als volgt zou worden gelezen: ,,dat, wan
neer de deviezenbelemmeringen zouden wegvallen,
overschrijding van het maximum filmhuurpercen
tage voor films van bijzondere waarde mogelijk
kan worden gemaakt".
Met het oog hierop had het Hoofdbestuur te
vens voorgesteld om in de laatste alinea van ar
tikel 5 van het concept te schrappen de woorden
„of zoveel later als de deviezenbeletselen worden
opgeheven".
Op voorstel van een der Raadsleden werd de
door het Hoofdbestuur voorgestelde redactie van
de tweede alinea goedgekeurd met toevoeging van
de woorden „verminderen of" tussen het woord
.zouden" en het woord „wegvallen", zodat de
tweede overweging van de considerans definitief
als volgt is vastgesteld:
„dat, wanneer de deviezenbelemmeringen
zouden verminderen of wegvallen, over~
schrijding van het maximum voor films van
bijzondere waarde mogelijk kan worden
gemaakt"
Aan de orde kwam hierna het amendement van
de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders om de derde
overweging van de considerans als volgt te wijzi
gen: ,,dat met name reglementair de mogelijkheid
zal worden geopend om voor films, waarvoor de
verhuurder meer dan het maximum gerechtvaar
digd acht, verhuur op een redelijke sliding scale
met een minimum van 22y2 te bedingen, mits
de auteursprijs 40,% van de opbrengst niet over
schrijdt". Ter toelichting van dit amendement had
de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders gesteld, dat
het voorstel van het Hoofdbestuur beoogt de mo
gelijkheid te openen, dat voor films van bijzon
dere waarde de maximum filmhuur wordt ver
hoogd van 35 tot 40 evenzeer is het gerecht
vaardigd om een minimum filmhuurpercentage
voor deze films met 5 te verhogen en te brengen
op 22>^.
In zijn prae-advies heeft het Hoofdbestuur aan
neming van dit amendement ontraden, omdat in
de exceptionele gevallen, waarin langs de weg
van een verplichte sliding scale, overschrijding
van de maxima mogelijk wordt gemaakt tot 40
de behoefte aan een verhoging van het minimum
niet bestaat; mocht de practijk uitwijzen, dat zich
excessen zouden voordoen, dan is het Hoofdbe
stuur bereid om een herziening van het minimum
in studie te nemen.
Ter verdediging van het amendement werd aan
gevoerd, dat in de kringen van de filmverhuur
ders gevreesd wordt, dat economisch sterke exploi
tanten in sommige gevallen economisch zwakke
filmverhuurders zullen dwingen hun films op
sliding scale basis te leveren en dat de sliding
scale dan zo zal worden gehanteerd, dat het film
huurpercentage ver zal dalen onder hetgeen de
filmverhuurder redelijkerwijs toekomt.
Voor dit argument bleken vele leden vatbaar
te zijn. Zij lieten echter tevens uitkomen, dat zij
niet bereid zouden zijn in de toekomst verdere ver
hogingen van de minimum filmhuur te accepteren.
Hierna werd zonder hoofdelijke stemming op
voorstel van de Voorzitter besloten het hiervoor
gereleveerde amendement goed te keuren, zij het
met een wijziging van de redactie, zodat de derde
overweging van de considerans definitief als volgt
is vastgesteld:
„dat met name reglementair de mogelijk
heid zal worden geopend om voor films,
waarvoor de verhuurder meer dan het maxi
mum gerechtvaardigd acht, verhuur op een
redelijke sliding scale met een minimum
van 22}/2 en een maximum van 40te
bedingen/'
Overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbe
stuur werd hierna zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd het amendement van de Bedrijfsaf
deling Filmverhuurders om in artikel 1 te schrap
pen de woorden: ,,aan artikel 8 van het Aanvul
lingsreglement Bondsvoorwaarden wordt het vol
gende toegevoegd:".
Ter toelichting hiervan diene, dat artikel 8 van
het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden
practisch buiten werking is gesteld door artikel 3
van het Bedrij f sbesluit in zake de Uitvoering der
Deviezenregeling. Om misverstanden te voorko
men is het gewenst de inhoud van artikel 1 van
het nieuwe Bedrijfsbesluit los te maken van artikel
8 van het Aanvullingsreglement.
Zonder hoofdelijke stemming werd eveneens
goedgekeurd het amendement van de Bedrijfsaf
deling Filmverhuurders om in artikel 2 sub a de
woorden: „inachtneming van de gestelde minima
en maxima" te veranderen in „een minimum van
223/> zij het met een wijziging van deze redac
tie, zodat de tekst van de tweede alinea van artikel
2 definitief als volgt is vastgesteld:
„van deze maxima zijn uitgezonderd:
a. hoofdfilms, waarvoor de verhuurder
een hoger maximum gerechtvaardigd acht,
mits de auteursprijs van het totale pro
gramma, exclusief journaals, 40 van de
opbrengst niet overschrijdt en de verhuur
en huur geschiedt op een redelijke sliding
scale. Onder sliding scale wordt verstaan
een berekening van de te betalen filmhuur-
percentages oplopende met een vermeerde
ring van de opbrengst met een minimum
van 22}/2% en een maximum van 40tr/c"