Er was ook nog een amendement van de Afde ling 's-Gravenhage op artikel 2, hetwelk eveneens een redactiewijziging beoogde. Dit amendement werd na aanneming van het voorgaande ingetrok ken. Vervolgens kwam aan de orde het amendement van de Afdeling Amsterdam om in lid b van arti kel 2 te schrappen de woorden: ,,en andere" en deze regel als volgt te doen luiden: ,,b. driedimen sionale en panoramische films, welke geproduceerd zijn via speciale systemen om de indruk en het effect te geven van de derde dimensie". De toe lichting op het amendement luidde, dat de woor den ,,en andere" in dit artikel overbodig zijn, aan gezien alle films die onder deze bepaling zijn be doeld vallen onder het begrip driedimensionaal, respectievelijk panoramisch. Op dit amendement had het Hoofdbestuur een prae-advies uitgebracht, waarin erkend werd dat aan. de formulering andere films" een ruimere strekking zou kunnen worden toegekend dan in de bedoeling ligt. Aan de andere kant ligt er een be perking in de omschrijving van de normen waar aan de films moeten voldoen. Nochtans kon het Hoofdbestuur aan de gedachtengang van de Af deling Amsterdam tegemoetkomen en het gaf de Raad in overweging in plaats van andere films" te lezen soortgelijke films". Dit voorstel van het Hoofdbestuur werd zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, zodat lid b van artikel 2 definitief als volgt is vastgesteld: „b. driedimensionale, panoramische en soortgelijke films, welke geproduceerd zijn via speciale systemen om de indruk of hei effect te geven van de derde dimensie" Op artikel 3 had de Bedrijfsafdeling Filmver huurders een amendement ingediend om in de eerste alinea na de woorden ,,in omloop te bren- c]en films" toe te voegen ,,met uitsluiting van de films bedoeld in de tweede alinea onder b van artikel 2". De toelichting op dit amendement luidde: „Vol gens artikel 3 van het concept van het Hoofdbe stuur worden bij de berekening van het maximum aantal films, waarvoor een filmhuur van 35 mag worden bedongen, buiten beschouwing gelaten de films welke overeenkomstig artikel 2a op sliding scale met een maximum van 40 worden ver huurd. Dat zijn dus de films van bijzondere waarde. Om dezelfde reden moeten worden uitge schakeld de driedimensionale en panoramische films, die immers ook tegen een hogere maximum filmhuur dan 35 mogen worden verhuurd". Overeenkomstig het gunstig prae-advies van het Hoofdbestuur is dit amendement, zij het met een kleine redactiewijziging, goedgekeurd, zodat de eerste alinea van artikel 3 definitief als volgt is vastgesteld: „Het is de verhuurder niet toegestaan onï voor meer dan de helft van de door hem in het jaar 1954 tegen vaste percentages in omloop te brengen hoofdfilms, met uitslui ting van de films bedoeld onder b van artikel 2, een hogere filmhuur te bedingen dan 32x/2 per programma exclusief journaals." Nadat overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbestuur besloten was om in de tweede alinea van artikel 5 te schrappen de woorden ,,of zoveel later als de deviezenbeletselen worden opgehe ven" werd het gehele Bedrijfsbesluit overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbestuur en de daarin bij amendement aangebrachte wijzi gingen zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Aan de orde kwam hierna het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van de artikelen 10 en 12 van het Aanvullingsregelment Bondsvoor- waarden. Daarbij kwam eerst in behandeling een amendement van de Bedrijfsafdeling Filmverhuur- Rechler Thomas (Piel Bron) in de hal van het gerechtsgebouw, Uil de jilm: ..RECHTER THOMAS- van de N.V. Nationale Filmproductie Maatschappij

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 6