zetbelasting, daar het Hoofdbestuur immers aan
verhuurder en huurder de vrijheid wil laten bij de
berekening van de filmhuur een vergoeding voor
variétékosten van de recette af te trekken; naar
de mening van de Afdeling Amsterdam kunnen
verhuurder en huurder dit echter niet doen zon
der in strijd te komen met de nieuw voorgestelde
redactie van artikel 10 tweede alinea. Daarom
acht zij het beter ook reglementair de mogelijkheid
te openen, dat partijen eventueel overeenkomen,
dat de vergoeding voor variétékosten van de
bruto-recette wordt afgetrokken.
Dit amendement werd door het Hoofdbestuur
overgenomen. Verschillende leden hadden tegen
het amendement ernstige bedenkingen, omdat zij
vreesden, dat aanneming ervan zou betekenen,
dat met het automatisch aftrekken van variété-
onkosten van de recette zou worden doorgegaan.
Deze bezwaren werden echter ondervangen door
een redactiewijziging, welke een der leden voor
stelde, namelijk door te bepalen dat slechts afge
trokken zouden worden de posten die in bijzon
dere gevallen tussen exploitant en verhuurder zou
den worden overeengekomen.
Zonder hoofdelijke stemming werd daarop be
sloten om de laatste alinea van artikel 10 van het
Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden defini
tief als volgt vast te stellen:
„Onder „opbrengst" wordt in dit hoofd-
stuk verstaan het totale bedrag der bruto-
ontvangsten aan toegangsprijzen onder
aftrek van vermakelijkheidsbelasting en
omzetbelasting, alsmede van eventueel uit
anderen hoofde door exploitant en ver
huurder in bijzondere gevallen overeen te
komen aftrekposten."
Het voorstel van het Hoofdbestuur om aan de
eerste alinea van artikel 12 van het Aanvullings
reglement Bondsvoorwaarden toe te voegen de
woorden: ,,of zoveel minder als de Bondsarbitrage
billijk oordeelt", werd zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Daarna werd ook het gehele voorstel van het
Hoofdbestuur tot wijziging van het Aanvullings
reglement Bondsvoorwaarden met de reeds goed
gekeurde amendementen zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Ten slotte kwam aan de orde het voorstel van
het Hoofdbestuur tot het vaststellen van een nieuw
Bedrij f sbesluit in zake de Uitvoering der Devie-
zenregeling, overeenkomstig de tekst van het thans
vigerend Bedrijfsbesluit van die naam, met dien
verstande dat in de artikelen 1, 2 en 8 het jaartal
,,1953" veranderd wordt in ,,1954".
Na een korte discussie, waarbij een der leden
gepleit had voor een soepele toepassing van dit
Bedrijfsbesluit op bioscopen die door haar exploi-
tatiewijze wel eens moeilijkheden met het hand
haven van het minimum aantal van twaalf Euro
pese weken ondervinden, waarbij van andere zijde
werd gewezen op de ervaring die in de loop der
jaren door het Hoofdbestuur bij de toepassing van
dit besluit is opgedaan, werd het voorstel zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Bij de rondvraag waaraan werd deelgenomen
door de heren Alter, Blad, Paerl, Schimmel, Van
Willigen en Wolff zijn door de Bondsvoorzitter
nog inlichtingen verstrekt met betrekking tot de
stand van zaken op het gebied van de vermake
lijkheidsbelasting, waarna de vergadering werd
ges'oten.
KEURING VAN VOORFILMS
Dv; Voorzitter van de Centrale Commissie vooi;
de Filmkeuring, Mr D. Bijdendijk, heeft medede
ling gedaan van het navolgende besluit van de
Huishoudelijke Commissie:
DE HUISHOUDELIJKE COMMISSIE VAN
DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE
FILMKEURING:
Kennis genomen hebbende van de brief van 17
April 1953 van de Bedrijfsafdeling Filmverhuur
ders van de Nederlandsche Bioscoop Bond, inhou
dende het verzoek voorfilms (trailers), trektitels
etc. van hoofdfilms voortaan als reclamefilms te
willen beschouwen, zodat zij kunnen worden aan
gemerkt als films bedoeld in artikel 1, lid 2, 2e der
Bioscoopwet;
Gelet op artikel 2 lid 2 van het Koninklijk Be
sluit van 22 December 1927 S. 403.
BESLUIT:
1. Met ingang van 15 Juli 1953 zullen tot nader
order voorfilms (trailers), trektitels etc, strek
kende tot het maken van handelsreclame voor
te vertonen hoofdfilms, worden beschouwd
als films bedoeld in artikel 1, lid 2, 2e der
Bioscoopwet.
2. Van. de onder 1 bedoelde voorfilms etc. zaï
een keurloon worden geheven volgens het ge
wone voor speelfilms geldende tarief.
3. Dit besluit is niet van toepassing op:
a. Voorfilms (trailers), trektitels etc. welke
vóór de onder 1 genoemde datum zijn ge
keurd, noch voor de na deze datum aan
geboden bewerkingen voor een lagere
leeftijd of gewijzigde samenstellingen van
vóór 15 Juli 1953 gekeurde voorfilms
(trailers), trektitels etc.
b. Voorfilms (trailers), trektitels etc. welke
onder een andere titel dan die waaronder
zij vóór 15 Juli 1953 zijn toegelaten, op
nieuw ter keuring worden aangeboden.