IMMORELE DISCRIMINATIE
„tlieuwe ^Rotterdatnóe Courant
10
„Het is aiiang geen geheim meer, dat aile discus
sies over de zogenaamde goede film en alle pogingen
cm het artistiek niveau van de film te verheffen, ni
op de laatste p'aals een economisch probleem weer
geven. En de ta'rijke groepen in stad en land, welke
als filmclubs, Katholieke Filmliga en Protestants Film-
gilde ijveren voor een verbetering van de smaak van
het publiek en de verspreiding van de goede films,
kennen de hier ontstane moeilijkheden uit velerlei
bittere ervaringeii.
Als men zich voor de geest roept, dat van de
netto-ontvangst aan c!e bioscoopkassa, dat wil dus zeg
gen van de recette na aftrek van de vermakelijkheids-
belasting, ook het voor de productie van een film ge-
investeerde kapitaal geamortiseerd moet worden, za!
men begrijpen welke betekenis de vermakelijkheidsbe-
lasting voor de algehele situatie van het filmbedrijf
heeft.
De discriminatie van de film ten opzichte van andere
vermakelijkheden staat in een absolute tegenstelling tot
hetgeen waarnaar door alle vooruitziende en verant
woordelijke kringen van ons volk en hiertoe be
hoort ook de regering met het oog op de kunst
zinnige en materiële sanering van de film wordt ge
streefd. Het lijkt alsof de belastingplannen op dit punt
slechts het directe voordeel voor de gemeente begro
ten
„Voor de kerkelijke waarnemer, die de geheime
overwegingen van de fiscus niet vermag te volgen, ont
staat uit de uiteenlopende fiscale waardering een waar
lijk pijnlijk beeld. Terwijl circus, ballet, beroepsworste-
len, modeshows, kagelwedstrijden en revues om
maar enkele te noemen slechts met 20% belast
worden, moet de film in beginsel getroffen worden
door een vermakelijkheidsbelasting van 25
Welk staatsmansinzicht ligt hieraan ten grondslag?
Hoe denkt men deze bijzondere belasting voor de
openbare mening serieus te verdedigen? Moeten wij
hierin misschien een erkenning van de staat zien van
de pogingen van beide kerken (bedoeld worden de
Protestantse en de Katholieke kerk; Red.) om een alge
mene verheffing van het kunstzinnig niveau mogelijk
te maken?"
(Dominee Werner Hess, ge-
commiteerde voor filmaangelegenhe-
den van de Protestantse Kerk in Duits
land: „Die unmoralische Steuer", Der
neue Film d.d. 8 October 1953).
P.S. De Bondsdag bleek deze opvatting te delen
en heeft hei: betrokken wetsontwerp verworpen.
d e 1 ij k 1 e v e n e n tenslotte alleen maai
negatieve betekenis heeft.
Wij sluiten ons van harte aan bij wat de Kamer
van Koophandel voor Amsterdam nu reeds een
jaar geleden aan het gemeentebestuur heeft ge
vraagd, namelijk, dat Amsterdam èn uit een oog
punt van rechtvaardige verdeling van belasting èn
met het oog op gewichtige algemene belangen van
onze stad, de vermakelijkheidsbelasting voor bio
scopen zal brengen op het voor andere vermake
lijkheden geldende percentage."
„Het Rotterdamse gemeentebestuur
vare zijn eigen koers".
Onder de titel „Vermakelijkheidsbelasting en
bioscoopbouw" pleitte het dagblad „Nieuwe Rot
terdamse Courant" voor verlaging van de verma
kelijkheidsbelasting in de gemeente Rotterdam,
„Bij de herbouw van Rotterdam wordt er naar
gestreefd aan alle facetten van een werk- en woon
stad recht te laten wedervaren. Dit betekent, dat
niet alleen nieuwe gebouwen verrijzen voor alle
soorten bedrijven, voor winkels en kantoren, voor
de huisvesting van duizenden Rotterdammers, maar
dat evenzeer wordt voorzien in de behoefte aan
inrichtingen voor cultuur, maatschappelijk verkeer
en vermaak. Wanneer men in aanmerking neemt,
welke plaats de film in het maatschappelijk leven
heeft veroverd en hoezeer deze bijdraagt tot de
ontwikkeling en ontspanning van brede lagen der
bevolking kan het geen verwondering baren, dat de
herbouv/plannen mede de oprichting van tal van
nieuwe bioscopen omvatten.
De behoefte aan deze nieuwe bouw is onmisken
baar. Door de oorlogshandelingen is immers 60
pet. van de in 1940 te 'Rotterdam beschikbare zit
plaatsen bijna tienduizend in getal verloren gegaan,
zodat slechts ongeveer 6500 zitplaatsen beschikbaar
waren, toen de herbouw zou beginnen. Weliswaar
heeft reeds weer enige toeneming plaats gevonden,
maar de grote uitbreiding, waarmee wordt beoogd,
het aantal zitplaatsen binnen afzienbare tijd op
21.000 te brengen, moet nog komen. Dit getal komt
ons niet overdreven voor, wanneer we letten op de
uitbreiding van de bevolking sinds 1940 en de
toenemende betekenis, welke het nieuwe Rotterdam
voor de vaste bevolking der omstreken en voor het
vreemdelingenverkeer als uitgaanscentrum zal krij
gen. Onlangs zijn dan ook reeds enkele plannen
voor oprichting van bioscooptheaters in de binnen
stad, met name aan de Kruiskade, bekend gemaakt,
Llit een en ander blijkt, dat de stedelijke overheid
deze ontwikkeling wenst te bevorderen, en wel door
het beschikbaar stellen van daartoe geschikte per
celen bouwgrond. Uit deze plannen is tevens op te
maken, dat de representatieve organisatie voor het
bioscoopbedrijf, de Nederlandsche Bioscoop-Bond,
aan zijn in het algemeen aan straffe regelen gebon
den vestigingsbeleid juist voor Rotterdam een
soepele toepassing wenst te geven en op deze wijze
er toe wil bijdragen, onze stad een in omvang vol
doend en in inrichting allermodernst bioscoopbe
drijf te bezorgen. Dit getuigt van een ruime visie,
welke het ontwijfelbare risico dat aan de positie
van bepaalde, reeds bestaande theaters door zulk
een snelle uitbreiding afbreuk zal worden gedaan,
in de koop toe neemt.
:p'IE11i E11111III11111II11IIM11Mi11tl111111111
MIIIIIMIIMIlllllllllll
tt
lllllllinillllllllMIIMIIIIIIlllllllHMIMIIIMIMIIIIIII 1111111IIIII11111111II111111111111111111111111