£en
zon
derïi
ng
vonnis
27
ENIGE tijd geleden werd er in de dagbladen
bericht, dat de politierechter in Groningen
aan een negentienjarige jongen het verbod
had opgelegd om gedurende drie jaar de
bioscoop te bezoeken. Het heette, dat deze
jongeling naar Frankrijk wilde vertrekken om zich
daar aan te melden bij het vreemdelingenlegioen
na diefstal te hebben gepleegd. Volgens zijn ver
klaring zo hij daartoe gekomen zijn door het zien
van films, welke over het vreemdelingenlegioen
handelen en het schijnt vast te staan, dat hij deze
films bij voorkeur ging zien.
Van de overwegingen, waarop de betrokken
politierechter zijn vonnis wees, weten wij niets.
Deze vonnissen worden in de regel niet schrifte
lijk gewezen, terwijl uiteraard aan niet-belangheb-
benden geen stukken ter inzage worden gegeven.
Wij vermoeden evenwel, dat de politierechter deze
verbodoplegging ziet als een der bijkomende be
palingen, die door hem kunnen worden opgelegd,
zoals die bijvoorbeeld ook bestaan ten opzichte
van cafébezoek, omgang met bepaalde personen
en dergelijke.
Op de eerste plaats is er de vraag of de daden
van de jongeman in quaestie inderdaad haar oor
zaak vinden in deze films. Wij hebben in deze
kolommen tientallen malen de opmerking van
wetenschappelijke deskundigen geciteerd, dat ver
klaringen van delinquenten, dat zij dit of dat ge
daan hebben omdat zij bepaalde films hebben ge
zien, van nul en generlei waarde zijn. Practisch
iedere delinquent zal een dergelijke verklaring
afleggen in de hoop dat dit als een verzachtende
omstandigheid zal worden beschouwd. Vaak ook
zoeken zij naar een verklaring voor eigen daden
en zij zullen die bij voorbaat toeschrijven aan oor
zaken, die buiten henzelf liggen. Er is zo ver
klaren psychiaters, psychologen, criminologen,
sociologen, enz. in dergelijke gevallen van
excessief bioscoopbezoek door een delinquent
veeleer sprake van een persoonlijk probleem, dan
van enige aanwijzing voor rechtstreekse invloed
van filmontspanning op maatschappelijk gedrag.
En de rechterlijke macht, althans in de Angelsak
sische landen, blijkt dit inzicht te delen. Wij her
inneren hier bijvoorbeeld aan het memorandum
dat in 1947 aan de Britse regering overhandigd
werd door de Magistrates' Association of Great
Britain (welke met haar meer dan 5.000 leden
practisch de gehele zittende en staande magistra
tuur omvat). In een twaalftal punten werd in dit
memorandum ieder oorzakelijk verband tussen
filmbezoek en wetsovertreding van de hand ge
wezen.
Het zou ons overigens te ver voeren om hier
met betrekking tot dit reeds lang overwonnen
standpunt nog eens de bekende argumenten naar
voren te brengen. Wel hebben wij geconstateerd,
dat het in ons land nog wel eens een keer voor
komt, dat een officier in zijn requisitoir zij het
zijdelings gewag maakt van de rol, die de film
heet te hebben gespeeld.
Wat wij evenwel bedenkelijker vinden is het
feit, dat de betrokken politierechter filmbezoek
zon beetje over één kam scheert met drankmis
bruik of iets dergelijks. Uiteraard hebben wij niet
de behoefte om wandaden goed te praten, maar
toch vragen wij ons af of het hier niet een kwestie
van geestelijke instelling is.
Spreekt uit deze verbodoplegging van het be
zoek aan de bioscopen niet een wel zeer verouder
de mentaliteit? De door de Centrale Commissie
voor de Filmkeuring voor de leeftijd van 18 jaar
en ouder volgens de normen der wet toegelaten
films kunnen zonder uitzondering door iedere per
soon boven die leeftijdsgrens worden gezien. Een
dergelijke praeventieve censuur bestaat alléén
voor de film. Zij bestaat niet voor het toneel, de
televisie of de radio en evenmin voor het gedrukte
woord. De romans, waarop bedoelde legioenfilms
gebaseerd zijn, bestonden reeds jaren voordat er
een film van gemaakt werd. Zij zijn in verschil
lende Europese landen als luisterspelen bewerkt
en uitgezonden. Millioenen mensen hebben haar
gelezen en zij zijn al bijna twintig jaar in Neder
landse vertaling in iedere leesbibliotheek, kranten
kiosk of boekhandel verkrijgbaar. Toch is het niet
bij de politierechter opgekomen, om aan de delin
quent in quaestie het lezen te verbieden. Terecht,
zult U zeggen, want men kan iemand om enkele
boeken niet het lezen verbieden of hem het verbod
opleggen om naar de radio te luisteren. Tegen
over boeken met een negatieve inhoud staan tal
van andere met een meer positieve strekking.
Maar al geldt hetzelfde voor de film, de politie
rechter in Groningen denkt er anders over. Om
wille van enkele avonturenfilms die overigens
volgens psychiaters en psychologen een zeer nut
tige functie in onze huidige samenleving vervul
len verbiedt hij de betrokken delinquent ieder
bioscoopbezoek gedurende een bepaalde tijds
periode, hem daarbij onthoudende al hetgeen de
film aan positiefs biedt.
Wij zijn niet bevoegd om over de juridische
mérites van deze zaak te oordelen, maar moeten
ons toch afvragen hoe deze rechterlijke uitspraak