men van een percentage onthouden, zodat dit van geval tot geval per gemeente zal moeten worden geregeld, waarbij men natuurlijk zal trachten de financiële toestand van de gemeente een woordje mede te laten spreken. De strijd om het principe is dus gewonnen, het gaat er nu echter om de toepassing practisch te verwezenlijken en al ben ik niet oorlogszuchtig, het lijkt er een beetje op, dat men van een strijd op één front vervallen is in een guerilla van plaatselijke conflicten. Want er zijn gemeenten, die ten antwoord op verzoeken om belastingherziening beginnen met het accoun tantsrapport van Economische Zaken aan te vech ten en zelf een hernieuwd accountantsonderzoek te eisen. Het Hoofdbestuur is van mening, dat het bedrijf hieraan geen medewerking kan verlenen, aangezien de uitspraak van de Minister van Bin nenlandse Zaken op dit punt zeer duidelijk is. Het verdere verloop van de belastingstrijd is niet te overzien, vooral wanneer men hierbij in overweging neemt het standpunt der Regering zoals dit tot uiting komt in het Wetsontwerp Economische Mededinging, waarbij uitsluitend de Minister van Economische Zaken de aan bevoegdheid gegeven wordt te bepalen wat hij in het algemeen belang acht, met uitsluiting van iedere rechtsinstantie. Er zal een weg moeten wor den gevonden om onze bedrijven de nodige arm slag te verschaffen voor uitbreiding en moderni sering, vooral nu zich op technisch gebied een ont wikkeling voordoet, die grote financiële eisen stelt, zowel aan inrichting als aan exploitatie, door ver hoogde inkoop van programma's en grondstoffen, door loonsverhogingen enz. Als men ziet hoe een bindende uitspraak van de Minister van Binnen landse Zaken, gebaseerd op een accountantsrap port van de Minister van Economische Zaken, die volgens de Kartelwet straks de hoogte van de welvaart zal bepalen, door locale instanties zon der meer naast zich wordt neer gelegd, vraagt men zich af waar het naar toe moet wanneer iedere gemeente de hoogte van het wel vaartspeil van de ondernemer, dat de gemeente hem gelieft toe te staan, zal gaan bepalen. Het laatste woord is in dezen dan ook niet gesproken. Alvorens te eindigen wil ik mijn welgemeende dank brengen aan allen, die in het afgelopen jaar hun beste krachten aan de Nederlandsche Bioscoop-Bond hebben gegeven, speciaal aan de heer Bosman en zijn staf, als mede aan Voorzitters en leden der afdelingen en instanties, die het eigenlijke Bondswerk hebben verricht." De rede van de Voorzitter werd met een harte lijk applaus begroet. Jaarstukken Met algemene stemmen aanvaardde de verga dering het voorstel van het Hoofdbestuur tot het verlenen van dispensatie van het bepaalde in arti kel 26 der Statuten met betrekking tot het houden van de jaarvergadering vóór of op 31 Maart. Overeenkomstig het advies van de, in de op 14 Juli 1953 gehouden jaarlijkse algemene leden vergadering benoemde, notulencommissie, bestaan de uit de heren K. J. Kaptein te Middelharnis, H. Zondervan te Leeuwarden en J. L. Paerl te Am sterdam, werden de notulen dezer vergadering goedgekeurd. Als leden van de commissie, welke belast werd met het nazien van de notulen dezer jaarvergade ring, werden aangewezen de heren J. Santé The- dinga te Zutphen, J. G. Brinkers te Breda en H. P. H. Juten te 's-Gravenhage. Naar aanleiding van het door de Directeur van de Bond, de heer J. G. J. Bosman, namens het Hoofdbestuur uitgebrachte jaarverslag over 1953, werden door de heren E. Alter te 's-Gravenhage, Ch. van Biene te Arnhem en A. G. Visser te Baarn enige vragen gesteld of opmerkingen ges maakt. De heer Alter informeerde onder meer naar de werkzaamheid van de Studiecommissie Bedrijfspensioenfonds aan welke commissie het Hoofdbestuur heeft opgedragen een plan tot stich ting van een zodanig algemeen pensioenfonds na der uit te werken. Met betrekking tot deze aangelegenheid heeft de Voorzitter er op gewezen, dat deze commissie De Voorzitter van de Rijksfdmkeuring, de heer Mr. D. Bijdendijk (vijfde van rechts), die, in verhand mei zijn ter vergadering te honden rede met zijn echtgenote mede aanzat, in druk gesprek met de Bondsvoorzitter.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 4