bij de vervulling van haar taak weinig medewer king van de zijde van de Bondsleden heeft onder vonden en dat bij de bestudering van deze uiterst gecompliceerde materie vele vragen worden op geworpen, die niet op korte termijn te beantwoor den zijn. De heer Uges, die lid is van deze Stu diecommissie, memoreerde de plannen welke de Regering ter zake voorbereidt en welker even tuele uitvoering tot gevolg zou kunnen hebben dat de particuliere pensioenfondsen een aanvul lend karakter zullen krijgen. Ten aanzien van een, eveneens door de heer Alter gemaakte, opmerking inzake een eventuele uitbreiding van het fonds voor bijzondere noden ter verlening van steun aan hulpbehoevenden, deelde de Voorzitter mede, dat de Bond nog de beschikking heeft over enige gelden voor dit doel. Spreker wees er echter op, dat het op de eerste plaats tot de taak van de afdelingen behoort om deze kwestie te bestuderen en ter zake voorstellen te doen aan het Hoofdbestuur. Het jaarverslag werd met algemene stemmen goedgekeurd. Door de heer E. Alter werd namens de Com missie van Rapporteurs, waarin dit jaar tevens zitting hadden de heren G. J. Milius, C. S. Roem en A. F. Wolff, verslag uitgebracht van de be vindingen dezer Commissie ten aanzien van de Rekening en Verantwoording van het financieel beheer over 1953, de Balans per 31 December 1953 en de Begroting van Ontvangsten en Uitga ven voor 1954. Namens de Commissie drong hij aan op een zodanige groepering van de cijfers, dat deze geen nadere toelichting behoeven. Spre ker gaf tevens een korte uiteenzetting van de taak van de Commissie, die een adviserende functie heeft, vragen stelt en opmerkingen maakt betref fende aangelegenheden, welke zij voor het Ne derlandse film- en bioscoopbedrijf van algemeen belang acht. Door de heer J. L. Paerl werd de vraag gesteld of niet de mogelijkheid zou bestaan een eventueel in het leven te roepen bedrijfspensioenfonds te steunen door op de entreebewijzen voor dat doel enkele centen te leggen. Spreker refereerde zich daarbij aan een in de oorlog ontstane, maar thans afgeschafte, usance in de grafische bedrijven, waarbij op de factuurbedragen twee percent toe slag werd gejegd voor een zogenaamd Algemeen Sociaal Fonds. De Voorzitter achtte een verwezenlijking van een dergelijk plan alleen al uit practische overwe gingen niet wel mogelijk, terwijl een aanzienlijk deel der vergadering, als welks woordvoerder de heer C. van Willigen, Voorzitter van de Afde- lingsraad, optrad, verklaarde een toeslag op de entreebewijzen op principiële gronden af te wijzen. De Balans per 31 December 1953, welke sloot met een totaalbedrag van 2.819.088,69, en de Re kening en Verantwoording van het financieel be heer over 1953, welke sloot met een totaalbedrag van 739.035,45 werden door de vergadering zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Even zo werd aanvaard het voorstel van het Hoofdbe stuur om de door het Accountantskantoor W. Langelaar te Amsterdam gecontroleerde Rekening van de Bond goed te keuren, alsmede alle op hei: Bondsbureau ter visie liggende rekeningen der af delingen. De contributie voor het jaar 1954 werd vastge steld alsmede de Begroting van Ontvangsten en Uitgaven voor het lopende jaar. Op voorstel van het Hoofdbestuur werd besloten het eventueel batig saldo over 1954 in de Weerstandskas te storten. De vergadering werd hierna onderbroken voor het gebruiken van een warme lunch. Verkiezingen en benoemingen Bij de hervatting van de vergadering werd aan de orde gesteld de verkiezing overeenkomstig ar tikel 12 der Statuten en artikel 12 van het Alge meen Bondsreglement van drie leden van het Hoofdbestuur in de vacatures ontstaan door het periodieke aftreden van de heren M. Desmet, Joh. Miedema en C. S. Roem. De heren M. Desmet, directeur van de N.V. Eindhovense Bioscoop Mij. en de N.V. Utrechtse Mij. tot Exploitatie van Bioscooptheaters te Eind hoven, en Joh. Miedema, eigenaar van het Ami- citia Theater te Sneek, het City Theater te Em* men en andere bioscoopexploitaties, werden bij enkele candidaatstelling herkozen. Ter voorzie ning in de vacature, ontstaan door het aftreden van de heer C. S. Roem, die zich niet herkiesbaar had gesteld, werd de heer J. Weening, directeur van de J. Arthur Rank Film Maatschappij N.V. te Amsterdam, bij enkele candidaatstelling gekozen. De Voorzitter richtte zich tot het scheidende Hoofdbestuurslid, de heer O S. Roem, die hij namens het Hoofdbestuur en de gehele vergade ring hartelijk dank zegde voor de vele diensten, welke deze in zijn functie van Hoofdbestuurslid het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf heeft be- wezen. Vervolgens wenste spreker de heer J. Weening geluk met zijn benoeming tot Hoofdbe stuurslid en sprak er zijn voldoening over uit, dat thans wederom een Voorzitter van de Bedrijfs- afdeling Filmverhuurders in het Hoofdbestuur zit ting heeft genomen. De ingevolge artikel 8 van het Filmbeurs-Regle ment periodiek aftredende leden der Filmbeurs commissie, de heren G. H. Groenewegen te Leiden en H. Timmer te Amsterdam, werden herbe noemd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 5