Wijziging Reglement van Lonen en andere Arbeidsvoorwaarden in het Bioscoopbedrijf Vervolgens was aan de orde het voorstel van het Hoofdbestuur tot goedkeuring van een aantal wijzigingen van de Regeling van Lonen en andere Arbeidsvoorwaarden in het Bioscoopbedrijf. Op het door het Hoofdbestuur aan de leden per 10 April toegezonden voorstel waren door nagenoeg alle Provinciale en Plaatselijke Afdelingen van Exploitanten amendementen ingediend, welke ten dele door de Afdelingsraad werden ondersteund en ten aanzien waarvan door het Hoofdbestuur prae-adviezen werden uitgebracht. Een algemene en langdurige discussie ontspon zich over een amendement van de Afdeling Het Noorden, hetwelk tot strekking had de werkner mers, die als nevenfunctie minder dan vierentwin tig uur per week in de bioscoop werkzaamheden verrichten, maar hetzij elders vierentwintig uur of meer per week arbeid in loondienst verrichten, hetzij een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen, buiten deze Loonregeling te doen vallen. De Afdelingsraad had op dit amendement een afwijzend advies uitgebracht, zich daarbij op het standpunt plaatsend, dat, voor zover de toepassing van de Loonregeling op de provinciale bioscopen moeilijkheden op zou leveren, deze ondervangen zouden worden door een door de Afdeling Het Zuiden ingediend amendement dat tot strekking heeft om aan de werkgevers de keuze over te laten om bij een wekelijkse arbeidstijd van vierentwintig uur of minder, het loon per voorstelling of per uur te betalen. De heer G. J. Milius te Hoogezand, Voorzitter van de Afdeling Het Noorden, wees er in zijn namens deze Afdeling gegeven toelichting op dat vele provinciale bioscopen voornamelijk personeel in dienst hebben, dat minder dan vierentwintig uur per week in de bioscopen werkt. Deze mensen hebben ergens anders een hoofdbetrekking, waar in zij een normale arbeidsweek in dienst zijn. Ook komt het voor, dat zelfstandigen een nevenfunctie in de bioscoop uitoefenen. Deze werknemers be zitten over het algemeen niet de bekwaamheid van hun vakkundig getrainde collega's in de grotere bioscopen. Spreker drong aan op een nader over leg inzake deze materie en verzocht de behande ling van deze voorstellen aan te houden, zich daarbij beroepende op het feit, dat het amende ment van de Afdeling Het Noorden slechts met een uiterst geringe meerderheid door de Afde lingsraad was verworpen. Dit verzoek van de heer Milius om de behan deling uit te stellen en daaraan een speciale leden vergadering te wijden werd door onderscheiden leden, onder meer door de heren A. F. Wolff te Utrecht, J. van Bentum te Wassenaar en Ch. van Biene te Arnhem ondersteund. De heer W. K. G. van Roven, Voorzitter van de Sociale Commissie, welke deze wijzigingen had voorbereid, memoreerde dat alle afdelingen zich gedurende de afgelopen weken uitvoerig over deze voorstellen hadden beraden en dat de Afde lingsraad tenslotte de ingezonden amendementen nogmaals aan een algemene beschouwing had onderworpen alvorens ter zake zijn adviezen aan het Hoofdbestuur uit te brengen. Naar sprekers mening waren deze voorstellen derhalve voldoen de rijp voor behandeling op deze ledenvergade ring. De heer W. F. Dubbeldeman, lid van de Sociale Commissie, onderstreepte de woorden van de heer Van Royen en wees er op, dat het voor iedere Loonregeling noodzakelijk is, dat het overgrote deel van de werknemers er onder valt. Er zijn meer dan honderd bioscopen, welke minder dan vierentwintig uur per week werken en indien die theaters niet onder de algemene regeling zouden vallen, zou deze geen zin hebben. Ten onrechte werd door sommigen misschien! verondersteld, dat het de werknemersorganisaties zouden zijn die op dit punt hebben aangedrongen. Het tegendeel is waar, aangezien deze organisaties het in strijd met haar streven naar verbetering van sociale om standigheden beschouwen, indien een werknemer in zijn vrije tijd elders gaat werken. De Voorzitter, de heer M. P. M. Vermin, wees er de vergadering op, dat het Hoofdbestuur aanneming van dit amendement om onderscheiden redenen ontraadde. Het College achtte de arbeids voorwaarden voor het personeel, dat minder dan vierentwintig uur per week werkt, redelijk, ter wijl uit niets was gebleken, dat deze voorwaarden voor de desbetreffende bioscopen te zwaar zou den zijn. Bovendien zijn de arbeidsvoorwaarden van deze groep van werknemers al in de sedert 1950 bestaande Loonregeling opgenomen. Spreker adviseerde de leden om geen motie tot uitstel yan behandeling in te dienen, enerzijds omdat het prin cipe zowel in de stukken als in de beraadslagingen duidelijk was gesteld en anderzijds omdat een eventueel uitstel geen nieuwe gezichtspunten zou kunnen opleveren met betrekking tot deze quaes- tie, welke niet slechts een bepaalde groep van exploitanten betreft, maar van algemeen belang voor het bedrijf moest worden geacht. Nadat de heer C. van Willigen, sprekende als Voorzitter van de Afdelingsraad en de heer J. Weening als Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, de leden dringend geadviseerd hadden het voorstel van het Hoofdbestuur en de daarop betrekking hebbende amen dementen, voor zover door het Hoofdbestuur voorzien van een gunstig orae-advies, te aanvaar den, bracht de heer Vermin het onderwerpelijk amendement van de Afdeling Het Noorden in stemming, dat met 168 stemmen tegen 101 en 30 onthoudingen verworpen werd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 6