Internationale conferentie over film en jeugd UNESCO ORGANISEERDE SAMENSPREK1NG VAN FILMBEDRIJF EN CULTURELE ORGANISATIES AAN de talrijke publicaties in de interna tionale filmvakpers, viel reeds in de loop van Juni af te leiden, dat de door de Unesco georganiseerde internationale conferentie over ontspanningsfilms voor kinderen en jeugdige personen in bedrijfskringen met zeer veel belangstelling tegemoet werd ge zien, zoals inderdaad ook gebleken is uit de deel neming van tal van bedrijfsorganisaties, die haar vertegenwoordigers naar Locarno zonden. Deze belangstelling zal wel op de eerste plaats haar verklaring vinden in het feit, dat het bedrijf zich realiseerde, dat na vele en niet al te succes volle internationale gedachtenwisselingen op een theoretisch plan over de problemen welke kortweg als ,,het vraagstuk film en jeugd" worden aange- duid, de Unesco het gezonde initiatief had ge nomen het zwaartepunt te verleggen naar de practische kant van het vraagstuk. Dit betekende dat daardoor op de eerste plaats die groep bij het internationaal overleg betrokken ging worden, welke men tot dusverre ternauwernood of in het geheel niet nodig geoordeeld had te horen, maar welke niettemin krachtens de uitoefening van haar beroep nolens volens dagelijks met de practische aspecten van het vraagstuk geconfronteerd wordt, het filmbedrijf. Op de tweede plaats hebben de bedrijfsorgani saties van het filmwezen in de verschillende landen zich reeds lang gerealiseerd dat het kind van van daag de jeugdige en spoedig volwassen bioscoop bezoeker van morgen kan zijn. Zij hebben daarom in vele gevallen in samenwerking met verenigin gen van ouders en opvoeders het regelmatig ge ven van kindervoorstellingen ter hand genomen, welke bijvoorbeeld in Groot-Brittannië een buiten gewoon succes zijn geworden. Op dezelfde gron den wordt er in deze landen van bedrijfszijde ook medewerking verleend aan het filmvormingswerk voor de jeugd. Ten slotte weet het filmbedrijf uit practische ervaring, dat voor een regelmatige productie, ver huur en vertoning van bijvoorbeeld speciaal voor een jeugdig publiek bestemde films een economi sche basis aanwezig moet zijn, wat vooral in lan den met een beperkt taalgebied een probleem is, Een internationale uitwisseling, welke misschien bij zou kunnen dragen tot een oplossing van dit probleem, stuit op tarief- en handelsrestricties, ingewikkelde douaneformaliteiten, hoge transport kosten en soms hoge keurlonen. Sommige landen hebben enige concessies gedaan voorzover het on- derwijsfilms betreft, maar deze films zijn slechts leermiddel en hebben in feite met de ontspanning van de jeugd niet van doen. En daar ligt ten slotte het complex van problemen, dat hier aan de orde is. Het behoeft wel geen betoog, dat het vraagstuk van een noodzakelijke economische basis voor een regelmatige voorziening met dergelijke ontspan ningsfilms op de eerste plaats een fiscaal vraag stuk is. Het is uiteraard uitgesloten dat dergelijke films in een beperkt, en zelfs in een ruimer, taal gebied geamortiseerd kunnen worden, indien zij aan dezelfde fiscale heffingen worden onder worpen als de films voor het grote publiek. Het zal in vele gevallen zelfs noodzakelijk blijken de vertoning van deze speciale films geheel van be lastingheffing vrij te stellen. Men kan daarbij moeilijk over het hoofd zien, dat het in wezen ongerijmd is, dat de hogere en lagere Over heid de ontspanning van kinderen als een soort ,,luxe" ziet, die belast moet worden met een ,,ver- makelijkheidsbelasting", in plaats van een nood zakelijke levensbehoefte. Deze houding is feitelijk negatief en niet in overeenstemming met de zorg, welke men voor het welzijn van het kind anders zins aan de dag legt. Ongetwijfeld hebben de bedrijfsorganisaties van het filmwezen zich er bij het ontvangen van de convocaties voor deze eerste internationale sa- menspreking, welke kans op practische resultaten bood, rekenschap van gegeven, dat alleen de Unesco, in staat zou kunnen zijn hier de rol van een intergouvernementeel agentschap op zich te nemen, waarbinnen de regeringen er toe ge bracht zouden kunnen worden redelijke levens kansen te scheppen voor de ontspanningsfilm voor de jeugd. De Unesco zal daarbij echter slechts succes kunnen hebben, indien zij in de 18

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 18