gelegenheid kan worden gesteld de inspanning van de nationale organisaties op dit punt te coör dineren. Inzonderheid is daarom tijdens deze conferentie, waarop het Nederlandse filmbedrijf vertegen woordigd was door de Voorzitter van de Neder- landsche Bioscoop-Bond, de heer M. P. M. Ver- min, en de Directeur van deze organisatie, de heer J. G. J. Bosman, het belang naar voren getreden, dat het filmbedrijf in de onderscheiden landen heeft bij het regelmatig ondernemen van het geven van voorstellingen met voor kinderen en jeugdige personen geselecteerde films. Eveneens is de wen selijkheid gebleken, dat de ondernemers zich daar bij van de medewerking verzekeren van de plaat selijke organisaties, welke zich wijden aan het welzijn van het kind, en van de hulp van de ge meentelijke Overheid. Vastgesteld mag worden, dat deze eerste inter nationale samenspreking tussen vertegenwoordi gers van het filmbedrijf en van de culturele orga nisaties onder auspiciën van de Unesco de ver wachtingen niet heeft teleurgesteld. Er is niet alleen intensief vergaderd, maar men heeft elkaar ook weten te vinden, zodat men een positief resultaat heeft kunnen bereiken. Dat wil zeggen, dat de conferentie aan de hand van de algemene beschouwingen een practisch werkprogram heeft vastgesteld om te komen tot een permanente inter nationale samenwerking, een belangrijke stap in de richting van een eventuele internationale con ventie inzake de jeugdfilm. Dit program, dat om technische redenen samen gevat werd in de vorm van een uitvoerige motie, welke door de conferentie met algemene stemmen werd aanvaard, laten wij hier in zijn geheel vol gen: ,,De internationale conferentie, welke van 5 tot 10 Juli onder beschermheerschap van de Unesco in Locarno bijeen kwam en werd bijgewoond door vertegenwoordigers zowel van de volgende lan den: België, Denemarken, Bondsrepubliek Duits land, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen, het Verenigde Koninkrijk, Zweden en Zwitser land als van de Internationale Federatie van Ver enigingen van Filmproducenten (F.I.A.P.F.) en van de Internationale Unie van Bioscoopexploi tant en(U.I.E.C), betuigt haar volledige instem ming met de op 23 April 1954 door de U.I.E.C. met algemene stemmen te Parijs aanvaarde motie in zake de distributie en exploitatie van films voor jeugdige personen van acht tot zestien jaar. Deze motie luidt als volgt: ..De U.I.E.C. vestigt de aandacht van haar le den op het vraagstuk film en jeugd. Vaststellende, dat het netwerk van commerciële bioscopen het meest doeltreffende middel is voor de vertoning van films legt zij de nadruk op het feit, dat het op de eerste plaats de taak van het bioscoopbe drijf is om zelf in ieder land filmvertoningen voor de jeugd te organiseren. Terwijl zij wenst dat een nauw contact geves tigd zal worden met de administratieve autoritei ten en intellectuele, paedagogische en morele groeperingen, die ter zake competent zijn, beveelt zij haar leden aan gunstig te reageren op elk initiatief, dat hetzelfde doel nastreeft. Zij acht het noodzakelijk, dat deze gemeen schappelijke inspanning vergezeld gaat van een belangrijke vermindering van de belasting en de opheffing van invoerbeperkingen en van alle be lemmeringen op dit gebied, welke een ruimere uitwisseling tussen de volkeren in de weg staan." De conferentie aanvaardt eenstemmig de aldus door de U.I.E.C. geuite aanbevelingen en wenst vurig, dat de gegeven richtlijnen in alle landen, welke lid van de U n e s c o zijn, zullen worden ge volgd opdat de belangrijke internationale markt worde gevormd, welke alleen het mogelijk zal maken de productie en distributie van films, spe ciaal voor de jeugd ontworpen, onder gunstige perspectieven te ontwikkelen. De conferentie brengt hulde aan de individuele pogingen ondernomen om een aan de behoeften van de kinderen en jeugdige personen aangepaste film te bevorderen en waardeert de rol welke op dit gebied door verenigingen zonder winstoogmerk is gespeeld; zij overweegt evenwel dat het belang rijke net van bioscopen bijzonder geschikt is om bij te dragen aan een werk van grote omvang, in het bijzonder wegens de kwaliteit van haar in richtingen, haar technische waarde en de veilig heid, welke zij garanderen. De conferentie geeft uiting aan de wens, dat er in ieder land een nauw contact zal worden ge vestigd tussen de verschillende takken van het filmbedrijf (productie, distributie en exploitatie), de Overheid, opvoeders en de verenigingen, wel ke bevoegd zijn de cultuur door de film te ver spreiden, opdat, in overeenstemming met de nor men welke in elk land ter zake worden vastge steld, de keuze van de voor kinderen en jeugdige personen aanbevolen films, worde gemaakt, een keuze welke, onder die omstandigheden, op natio naal niveau zou kunnen worden erkend. De conferentie beveelt aan, dat speciale verto ningen voor de jeugd op voorwaarde dat het programma uitsluitend wordt samengesteld uit lange of korte geselecteerde films een zo vol ledig mogelijke vrijstelling van belasting genie ten, waar zij ook plaats vinden en wie ook de organisator van deze vertoningen zij; zij over weegt, dat vrijstelling (of verlichting) van de belastingen de toeneming van de speciale verto ningen voor de jeugd zal begunstigen en, daar door wederkerig, de productie van bijzondere, aan IQ

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 19