BELASTING
vermakelijkheden
deeltelijk te niet gedaan. Anderzijds zullen de
Raden dezer gemeenten er zich geen rekenschap
van gegeven hebben, dat door deze opheffing in
zonderheid de Nederlandse film getrof
fen wordt, aangezien een roulement in de grotere
gemeenten tegen een gereduceerd heffingspercen
tage voor de amortisatie van een Nederlandse
speelfilm een levensvoorwaarde is.
Sedert het verschijnen van de vorige afleve-
ring van het Officieel Orgaan hebben de raden
van onderstaande gemeenten besloten tot wij
ziging van de verordeningen tot heffing van
een belasting op vermakelijkheden of zijn in
deze gemeenten wijzigingen in werking getre
den krachtens reeds eerder genomen besluiten.
Culemborg
Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester
en Wethouders heeft de Raad van de gemeente
Culemborg in zijn vergadering van 12 April j.1.
besloten, de vermakelijkheidsbelasting op film
voorstellingen tot 201% te verlagen. Het besluit
wordt van kracht op de eerste dag na ontvangst
van de Koninklijke goedkeuring ter gemeente
secretarie.
In de toelichting op hun voorstel wezen Burge
meester en Wethouders op het standpunt van de
Regering, dat de overwegingen welke indertijd ge
leid hebben tot het onderscheid in de belastinghef
fing thans niet meer gelden. Zij gaven daarbij te
kennen, dat zij ,,de argumenten, neergelegd in de
brief van de Minister" konden onderschrijven en
stelden derhalve voor het heffingspercentage te
verlagen tot 20 om „zodoende bioscoopvoor
stellingen gelijk te belasten als de overige ver
makelijkheden", f
Voorts achtten Burgemeester en Wethouders
,,geen reden aanwezig om de belasting voor bio
scoopvoorstellingen, waarin uitsluitend films, als
bedoeld in artikel 1, 2e lid, sub 2 der Bioscoop
wet worden vertoond, te wijzigen".
Het tarief voor deze voorstellingen bleef der
halve gehandhaafd op 10
Fijnaart en Heijningen
In zijn vergadering van 11 Maart 1954 heeft
de Raad van de gemeente Fijnaart en Heijningen
op voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten de heffing op filmvoorstellingen te verlagen
tot 20
Ingevolge bij Koninklijk Besluit van 17 Mei
1954 verkregen goedkeuring, is deze verordening
met ingang van 1 Juni j.1. in werking getreden.
Geertruidenberg
De Raad van de gemeente Geertruidenberg
heeft op Donderdag 29 Juli j.1. besloten de belas
ting op gewone filmvoorstellingen te verlagen tot
20 °/iterwijl films als bedoeld in artikel 1 lid 2, 2e
der Wet in den vervolge slechts met 15 c/c zullen
worden belast.
Haarlem
Zoals elders in dit Orgaan vermeld is ingevolge
bij Koninklijk Besluit dd. 29 Juni j.1. verkregen
goedkeuring de bij besluit van de Raad van Haar
lem dd. 16 Juni j.1. gewijzigde verordening op de
vermakelijkheidsbelasting met ingang van 1 Juli
j.1. in werking getreden. Het tarief voor filmvoor
stellingen is thans verlaagd tot 25
Hilversum
Bij besluit van 13 Juli j.1. heeft de Raad van de
gemeente Hilversum de heffing op filmvoorstel
lingen verlaagd tot 25 (zie artikel elders in
deze aflevering).
Het tarief voor films als bedoeld in artikel 1,
lid 2, onder 2e. der Bioscoopwet is gehandhaafd
op 20 °/c
De gewijzigde verordening treedt in werking op
de eerstvolgende Vrijdag vallende na de week,
waarin door het gemeentebestuur het bericht der
Koninklijke goedkeuring zal zijn ontvangen.
Hoogwoud
Naar aanleiding van de circulaire van de Mi
nister van Binnenlandse Zaken d.d. 20 Februari
1954 heeft de Raad van de gemeente Hoogwoud
in zijn vergadering van 26 Februari daaraanvol
gend een voorstel van Burgemeester en Wethou
ders aanvaard om de belasting op filmvoorstellin
gen te verlagen tot 20
Bioscoopvoorstellingen, waarbij uitsluitend films
worden vertoond, die door de Centrale Commis
sie voor de Filmkeuring zijn gerankschikt onder
de categorie van films, als bedoeld in artikel 1,
lid 2, 2e van de Bioscoopwet, zijn van vermake
lijkheidsbelasting vrijgesteld.
Ingevolge bij Koninklijk Besluit van 30 Juni
1954 verkregen goedkeuring is deze verordening
met ingang van Maandag 5 Juli j.1. in werking ge
treden.
Medemblik
Op 9 Juni j.1. stelde het College van Burgemees
ter en Wethouders van de gemeente Medemblik
aan de Raad voor een heffingspercentage van 20
vast te stellen voor filmvoorstellingen en ,,voor
alle andere vermakelijkheden, ongeacht of zij uit
gaan van plaatselijke verenigingen of niet en on
geacht hun min of meer cultureel op opvoedkun
dig karakter".