21 SEDERT enige tijd is de Stichting Neder lands Filminstituut doende haar werkzaam heden uit te breiden tot een aantal in de stichtingsstatuten aangeduide activiteiten. Gedurende het eerste lustrum van haar be staan had zij haar werkzaamheden in hoofdzaak beperkt tot het verlenen van bemiddeling bij het verstrekken van cultureel waardevolle films voor niet commerciële vertoningen, een allesbehalve ge makkelijke taak, welke zij op loffelijke wijze ver vult. Maar het Nederlands Filminstituut streeft er naar ook de andere in de statuten omschreven taken ter hand te nemen, als daar zijn de studie van de film en het filmprobleem in hun verschil lende aspecten; de verspreiding van de kennis om trent het filmwezen bij het geïnteresseerde publiek; de ontwikkeling van de critische zin en de goede smaak van de jeugd en niet op de laatste plaats de bevordering van de practische beoefening van de filmkunst. Geheel in het kader van deze ontwikkeling van werkzaamheden ligt het door het Instituut geno men initiatief tot het organiseren van een F i 1 m- studieweekte Utrecht, welke van Dinsdag 28 September tot en met Vrijdag 1 October werd ge houden en een groot succes is geworden. Er waren ruim vierhonderd aanmeldingen, hoewel de organi satoren op ten hoogste vijftig deelnemers hadden gerekend. De grote zaal van het Kunsthistorisch Instituut van de Rijksuniversiteit was voor deze deelneming niet berekend, zodat de voordrachten, op enkele na, in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen moesten worden gegeven. De openingszitting vond onder grote belangstel ling plaats in de Aula van de Utrechtse Universi teit, waar de heer D. van Staveren, vice-voorzitter van het Nederlands Filminstituut de deelnemers en genodigden welkom heette, onder andere Mr. Engelberts als vertegenwoordiger van de Commis saris der Koningin in de provincie Utrecht, Prof. Dr. J. van Gelder, directeur van het Kunsthisto risch Instituut der Rijksuniversiteit, Wethouder Van der Vlist en vertegenwoordigers van gemeen telijke organisaties op filmgebied. De heer Van Staveren betuigde zijn erkentelijk heid jegens het College van Curatoren, inzonder heid zijn secretaris Mr. J. H. des Tombe, voor het ter beschikking stellen van de Aula voor de ope ning van deze filmstudieweek en dankte ook de Stichting Utrechtse Studenten Filmliga voor haar medewerking. Hij wees er op dat Prof. Dr. Van Gelder, die zich bereid had verklaard deze studie week te openen, de eerste Nederlander is geweest, die in een academisch proefschrift voor de bestu dering van de film de aandacht van de weten schap heeft gevraagd. Openingswoord van Prof, Van Gelder Prof. Dr. J. van Gelder wees er in zijn openings rede op, dat het feit dat de Rijksuniversiteit voor deze openingszitting de Aula beschikbaar stelde wat een uitzondering mag heten daarmede toe stemming gevende om, zoals hij het uitdrukte, de jongste Muze door een hoofdingang binnen haar muren te leiden", een erkenning inhield van de betekenis van de film als zodanig en van de moge lijkheid hier een academisch studieobject in te zien. In dit feit vond spreker aanleiding om nog eens terug te grijpen in de herinnering, waarbij hij dacht aan de tijd van de avant-garde, van de eerste film- critieken van Ter Braak, Henrik Scholte en Bin nendijk, van de eerste filmliga's, het Theater De Uitkijk, de Studio '32 van Tuschinski, aan de komst van de geluidsfilm en de grote veranderin gen welke deze met zich bracht, waardoor de ver worvenheden van de avant-garde en het experi ment in het industriële proces werden opgenomen. Met enkele woorden memoreerde Prof. Van Gelder de nieuwe technische ontwikkeling, welke zijns inziens voor de filmkunst nieuwe onzekerher den schept en besloot zijn openingstoespraak aldus: „Maar naast dit alles blijft één ding zeker. Er zal nooit een filmkunst komen of gezien worden in ons land indien wij ons niet telkens weer be zinnen op de wetten en voorwaarden, waaraan de film, wil zij kunst worden, heeft te voldoen. Dertig jaar geleden begonnen wij de wetten van 't monteren, het filmrijm, van de tijd, de dialoog, 't geluidsbeeld op te stellen. Willen wij verder dan blijft een filminstituut, met een uitgebreide biblio theek en met een ruim archief van films noodzake lijk. Maar even noodzakelijk is 't levendig houden van het critisch besef, is voorts het zich bezinnen op de mogelijkheden, welke het bewegende beeld in zijn zéér gecompliceerde vorm, met zijn inslag van psyche, gevoel, tijdbesef, opgewekt door kleur, ruimte en geluid maatschappijlk, moreel en aesthetisch betekenis verlenen. Het is mijn wens dat deze Filmstudieweek de toehoorders zal doordringen van de betekenis der elementen, welke nodig zijn om het verschijnsel rilmstudieweek

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 20