23
de film (als onderdeel van de algemene kunstwe
tenschap) een wetenschap van de filmkunst als
onderdeel van de algemene filmwetenschap zal
komen.
In het kort memoreerde spreker wat er in het
buitenland op dit gebied, ook in universitair ver
band, reeds gebeurt, waarbij Nederland wel erg
ongustig afsteekt.
Naar aanleiding van een tijdens de op dit refe
raat volgende discussie gemaakte opmerking gaf
Dr. Peters te kennen, dat men in zijn voordracht
geen pleidooi voor het spoedig instellen van een
aparte leerstoel voor de filmwetenschap diende te
zien. Deze wetenschap is naar sprekers oordeel
voorlopig nog meer activiteit dan verworvenheid,
terwijl een geheel eigen methodiek nog ontwikkeld
moet worden.
De moderne documentaire film
In de middaguren sprak de Nestor van de Ne
derlandse filmcritici, de heer A. van Domburg, in
het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen, over
,,D e moderne documentaire fil m".
Nog nimmer is men er in geslaagd een bruik
bare definitie te geven van het begrip documen
taire film, wat niemand behoeft te verwonderen
als men weet hoe moeilijk het al is om over „film
kunst" een determinatie te krijgen. Aangezien de
inhoud van de documentaire in de twintiger
jaren sprak men ook wel van ,,educational" aan
de werkelijkheid ontleend is, ziet men haar vaak
in onderscheid met de speelfilm. Men dient zich
echter af te vragen, of er, dramatisch gesproken,
nu wel enig verschil bestaat met de speelfilm, wel
ke laatste men ook wel eens als ,,conflictfilm"
pleegt aan te duiden. Hoewel sommigen alles wat
buiten de dramatische film ligt als documentaire
betitelen, ontkende spreker dat er wat betreft
rhythme en dramatische behandeling van de stof
enig verschil zou bestaan. Of het een documentaire
film of een speelfilm betreft, in beide gevallen gaat
de regisseur op gelijke wijze met zijn materiaal om,
waarbij het er in principe niet op aankomt of dit
materiaal bestaat uit bijvoorbeeld dode materie of
een acteur. Er is uiteraard een overeenkomst tus
sen de realiteit van de opnamestudio en het toneel,
maar de aldus verkregen opnamen vormen slechts
het ruwe materiaal, dat door de regisseur geordend
wordt, door welke ordening de beelden eerst hun
rhythmische opeenvolging en daarmede hun fil
misch karakter verkrijgen. Spreker toonde dit aan
de hand van enkele duidelijke voorbeelden aan.
Spreker concludeerde dat uit het feit, dat de
verantwoordelijkheid voor de film niet bij de spe
lers berust, maar bij de regisseur, die na het maken
van de opnamen zijn filmdichtende arbeid begint,
niet het acteertalent, maar de beeldassociaties en
het rhythme, waarmede de regisseur de beelden
over het doek jaagt, de kwaliteit van de film be
palen.
Met deze conclusie onderstreepte de heer Van
Domburg zijn in de aanvang van zijn voordracht
geponeerde praemisse, dat iedere film, die recht
heeft op aesthetische waardering, iedere welge
slaagde film, onverschillig of zij ,,conflictfilm" of
tekenfilm is, een documentaire film genoemd kan
worden. In deze zin zou spreker willen stellen, dat
de eerste film, welke ooit gemaakt is, een docu
mentaire film geweest moet zijn en dat ook de
laatste film, welke ooit gemaakt wordt, dit zal zijn.
Op de voordracht van de heer Van Domburg
volgde een levendige discussie, welke bewees met
hoeveel belangstelling de deelnemers de uiteenzet
tingen van de referent hadden gevolgd.
's Avonds werden de poppenfilm in kleuren ,,De
duivelsmolen" (Actueel Film N.V.) en de film
,,Die letzte Brücke" (N.V. Europa Film), voor
deze voorstelling door de betrokken filmverhuur
kantoren welwillend afgestaan, vertoond in het
Camera Theater, hetwelk door de heer A. F.
Wolff voor deze Dinsdagavond en voor de daar
opvolgende Vrijdagavond geheel belangeloos ter
beschikking van de deelnemers was gesteld.
De tijd als filinaesthetisch element
Dr. D. Bartling, practizerend psycholoog te Doe-
tinchem en lector aan de Faculteit der Letteren en
Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit te Utrecht
waar hij aesthetica en algemene kunstwetenschap
doceert, hield op Woensdagmorgen 29 September
in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen
een ongemeen belangwekkend referaat over het
onderwerp: ,,D e tijd als filmaesthetisch
e 1 e m e n t".
Ter inleiding van zijn voordracht gaf Dr.
Bartling een korte uiteenzetting over diverse tijd
begrippen, waarbij hij onder meer duidelijk maakte,
dat de objectieve of mathematische tijd welke wij
met de klok meten een abstractie is voor de tijd
ervaringen, welke wij innerlijk beleven. Met andere
woorden: de chronologie (tijdrekenkunde, het ver
loop in de tijd van gebeurtenissen) laat ons in de
steek als wij er onze innerlijke belevenissen aan
pogen af te zetten. Immers tijd is een „voorbij
gaan", dat wil zeggen wij beleven tijd als een pas
sering waarbij wij ons zelf bevangen achten. Daar
om heeft onze directe tijdervaring méér proporties
dan alleen maar lengte, zoals de mathematische
tijd.
Onze innerlijke tijdervaring heeft volume en dit
maakt het vrijwel onmogelijk haar in stukken te
delen. Zoals de ruimte gevuld is met ruimtelijke
dingen, is de tijd met tijdelijke dingen gevuld,
waarvan wij ons later maar weinig herinneren,