2." dan het vermaak kunnen beschrijven als een menselijke belevenis, buiten het be roeps- of arbeidsleven, welke dege ne, die een spel ervaart, los maakt van de bekommernis om materieel nut en bestaanszorgen, doch zijn geest en gemoed voo:r een bepaalde tijd geheel in beslag neemt, en op neemt in een andere realiteit dan die van de gewone wereld. Vermaak is een belevenis van vrijheid: bevrij ding van verplichte arbeids- of beroepsbezigheden, bevrijding van dagelijkse zorgen en stoffelijk winstbejag. Ontbreekt die belevenis, dan verliest het spel zijn zin. Iedere spelbelevenis verloopt binnen een be paalde tijd, welke meestal overeenkomt met de duur van de spelhandeling. Wat daarna als een soort residu zo:u overblijven is van andere aard: een algemeen gevoel van rust of misschien zelfs van onrust, een verrijkte ervaringsschat, verrijkte fantasie, een idee, de innerlijke katharsis van de geest, enzovoort. Dit residu kan ingevoegd worden, en niet zelden als een kostbaar resultaat, in het „gewone" arbeids-, beroeps- en denkleven. Zou de spelervaring als zodanig na afloop der spel handeling nog geruime tijd voortduren hetgeen bij minder normale geestesstructuren kan gebeuren dan blijkt het spel eer een nadeel: het zou deze mensen ongeschikt kunnen maken voor het rede lijk gebruiken" van de gewone" realiteit. Want de spelrealiteit heeft nu eenmaal andere eigenschappen en mogelijkheden, dan die van de gewone wereld. HeJ; is een uiterst plooibare wer kelijkheid, en tegelijkertijd, en juist daarom is ze voor het gebruik van de gewone wereld onprac- tisch. Maar deze nieuwe alsof-realiteit heeft de neiging speler, deelnemer en toeschouwer geheel in beslag te nemen. Hoe hoger het spel wordt op gevoerd, hoe sterker de spelervaring is, des te vol lediger wordt de geest door deze alsof-realiteit in gepalmd. Velen, die intens een toneel- of filmvoor stelling hebben bijgewoond, behoeven enige tijd om ,,af te koelen", en het gebeurt, dat ze met te genzin zon afkoeling ondergaan. Ondanks de grote vrijheid, waarin in tegen stelling met de realiteit van het dagelijkse leven, die zich namelijk aan ons opdringt de spelwer kelijkheid wordt opgeroepen, heeft deze met de „gewone" realiteit toch wezenlijke trekken ge meen. Zij is eigenlijk niets anders dan de „gewo ne" werkelijkheid, maar die dan geheven op een ander plan dan dat van het „alledaagse". Men zou ze kunnen noemen een getransfigureerde realiteit, de werkelijkheid van het spel van verbeelding en geest. Met enigszins andere woor den: de spelrealiteit is niet essentieel verschil lend van de gewone werkelijkheid. Het verschil ligt in de andere bestaansvorm: de bestaans vorm namelijk van transfiguratie, welke onder meer de eigenschap heeft, dat de werkelijkheid daarin zonder merkbare geestelijke en zonder lichamelijke moeite omgevormd kan worden, niet alleen tot over de grenzen van het practisch uit voerbare, maar bovendien tot vlak aan de gren zen van het voorstelbare en denkbare. De Mars bewoners in de film „War of the Worlds" hebben machines, zo uiterst geperfectionneerd, dat ze in onze techniek niet uitgevoerd kunnen worden, hun lichaamsvormen worden maar even door een hand en een arm aangeduid, men heeft het aan de fantasie van de toeschouwer overgelaten de rest er bij te „verbeelden" en aldus tot aan de grenzen van het onvoorstelbare uit te zweven. Dr. Knipping ging uitvoerig in op de devaluatie van het woord „amusement" als waardemeter van het vermaak in de loop der tijden en de oorzaken van deze depreciëring. Een dezer oorzaken is on getwijfeld gelegen in de dikwijls „meer dan stief moederlijke behandeling" van de zijde, der kerken. Daardoor had bijvoorbeeld in de 19de eeuw de Katholieke Kerk bijna overal in West-Europa haar invloed op het amusementsleven verloren en werd ieder vermaak haast a priori gewantrouwd. Hoe heeft Alberdingk Thijm niet moeten vechten om de Nederlandse katholieken weer naar de toneelzaal te krijgen! En toen de film als voiksvermaak haar intrede deed, deelde zij haast vanzelf in dit wan trouwen, werd zelfs een uitgelezen mikpunt voor rhetorische canonnades. In de waardering van velen is de film toch nog maar een vermaaksgele- genheid van niet al te hoog gehalte gebleven, waartegenover wantrouwen de enige gepaste hou ding is. Zijn bevindingen samenvattende stelde spreker het volgende vast: Tot op het ogenblik is de film hèt voiksvermaak bij uitstek, met een uitgesproken amusementskarakter. De waarde en de functie van het vermaak zijn sinds enkele eeuwen miskend en in discrediet geraakt. Het vermaak, het amuse ment, dus ook de film, verdient een apologie. Vervolgens gaf spreker een uiteenzetting van de recreatieve en creatieve effecten van het amusement, welke het vermaak tot een posi tieve levenswaarde stempelen, zelfs los van iede re arbeidsethiek. Naast de arbeid is het ver maak autonoom en het kan en moet om zijns zelfs wille nagestreefd worden. Dr. Knipping ging in het kort na in welke mate de eigenschappen van het vermaak bij de film aan wezig zijn en hield zich diepgaand bezig met haar werking op de bioscoopbezoeker. Geheel pas sief ondergaan van het filmwerk, zoals dat bij dans en muziek mogelijk is. lijkt nagenoeg uitgesloten.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 24