28
zien en de wijze waarop de film ons die toont zo
wel als de wijze waarop wij die zien, bepaalt haar
betekenis voor ons.
Film is physische vertoning, maar is ook kunst
en zij kan ons alleen boeien als zij, zoals andere
kunsten, een beroep op ons doet. Film is ook taal,
maar zo, dat niet elk deel van de film een woord
is, maar een zin. Zij is geen reproductie van woor
den in beeldvorm, maar is het woord zelf dat ons
aanspreekt, een tegenwoordigstelling.
Voor de huidige aanpassing van kleuren in de
film had spreker weinig bewondering. Ook de toe
passing van de CinemaScope achtte hij nutteloos
voorzover men daarmede zou pogen een nieuwe
ruimtelijkheid te scheppen, al kon spreker zich wel
voorstellen, dat men voor bepaalde taferelen een
andere beeldverhouding wenst.
Van kunstmatige mythologie naar geïncarneerde
sprititualiteit
In de middaguren hield Prof. Henri Agel, leraar
aan het Institut des Hautes Etudes Cinématogra-
phiques te Parijs, en een der redacteuren van de
Collection ,,7e Art", waarin hij ,,Le cinéma a-t-il
une ame?" en ,,Le cinéma et Le sacré" publiceer
de, in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen
een voordracht over ,,D e film: Van kunst
matige mythologie naar geïncar
neerde spiritualitei t".
Het vraagstuk van de film beperkt zich niet tot
de bioscoop, betoogde Prof. Agel, maar betreft
vooral de psychologische en morele geestesge
steldheid van de massa, welke niet in staat is haar
omstandigheden te aanvaarden en bij gebrek aan
idealen te boven te komen, en daaraan zoekt te
ontkomen in de donkerte van de bioscoopzaal.
Daar transfereert zij haar gevoelens en onderdruk
te verlangens op de wereld van het witte doek: de
film bevredigt de hang naar vervoering van de
massa, haar behoefte datgene te doen wat ver
boden is en tenslotte haar natuurlijke aanleg tot
verheerlijking. De door de film geboden „ontsnap
ping" aan de realiteit kan in excessieve gevallen
er zelfs toe leiden, dat men de film tenslotte als de
enige werkelijkheid ondergaat, in welk geval men
van schizophrenie kan spreken.
Deze kunstmatige wereld is onder meer bestu
deerd door Jacques Chevalier (Regards neufs sur
le cinéma) en door de redacteuren van het eerste
nummer van het tijdschrift „Education et Cinéma",
hetwelk een overzicht geeft van het onderzoek van
de avontuurlijke motieven enerzijds en van de
filmsterrenverering anderzijds. Dit alles laat zich
herleiden tot een soort van vervalsingsproces: de
'stof, sociaal of menselijk, wordt gevormd en „ge
ordend" met behulp van de filmmiddelen, zodanig,
dat de leugens zich opdringen. Op deze wijze
wordt de realiteit geweld aangedaan en zelfs ge
forceerd tot een geheel tegengestelde betekenis,
wat een volkomen fopperij is.
Op een zuiver aesthetisch vlak vindt men een
'geleidelijke vermindering van deze „vervalsing".
Een aantal filmers onder meer Louis Delluc,
Germaine Dullac, de Russische school van het
camera-oog, de Engeland documentaristische
school, de neo-realistische beweging enzovoort
hebben andere wegen ingeslagen. Zij hebben ge
broken met de gewoonte om scenario's te schrij
ven, welke a priori gekunsteld zijn, en om een ge
fingeerde ordening van het leven en van de wer
kelijkheid weer te geven.
Want juist van deze werkelijkheid dient men
eenvoudigweg uit te gaan. Men moet uit haar te
voorschijn brengen wat zij aan diepzinnigheid en
geheimzinnigheid verbergt. Deze ethiek zal natuur
lijkerwijze een aesthetiek met zich brengen, welke
niet langer een gewelddadige ontwrichting van de
werkelijkheid zal betekenen, zoals men vaak moet
constateren, maar een onderwerping aan de loop
der dingen, gepaard met dociliteit en met liefde.
Zo hebben filmers als Flaherty, Rosselini en de
Sica hun taak opgevat. Zo ziet men dit weerspie
geld in films als ,,Un homme marche dans la ville".
„Les vacances de Monsieur Hulot", „Les orgueil-
leux", „Chronique dun amour" en vele anderen.
Als is het nu zeker, dat men geen zuivere objec
tiviteit kan bereiken, men kan haar toch moeilijk
verdoezelen.
Prof. Agel onderscheidde bij het huidige streven
naar realiteit twee „scholen", te weten: de zoge
naamde Franse school, welke neigt naar nuchter
heid en koele klaarheid, en de Italiaanse school,
welke de wereld en de toekomst met vertrouwen
en sympathie, benadert. Inzonderheid met deze
laatste „stroming" hield spreker zich bezig, waar
van men zeggen kan dat zij in wezen de existentie
verheft en de schoonheid van deze existentie, de
waarde van het zijn accentueert. Zij voert naar
een ware cinematografische ontologie en het be
voorrechte middel om dit proces te volbrengen is
de documentaire film, welke zal bestaan uit het
accentueren van die geheimzinnige tragische, dich
terlijke of koddige coëfficiënt waarmede de reali
teit onzichtbaar is geladen, zoals men dit bijvoor
beeld ziet in de films van Arne Sucksdorff. Door
deze accentuering kan men de schijnbaar ondoor-
zichtbare lagen doorboren. En zo gebeurt het, dat
de film door deze zuivering van vervalsing en ver
minking aan klaarheid en verstaanbaarheid wint.
De film als levensspiegel
Vervolgens sprak Dr. W. A. 't Hart, leraar aan
„Het Rijnlands Lyceum" te Wassenaar over het
onderwerp. „D e film als levensspiege 1".
Dr. 't Hart wees er aan het begin van zijn voor
dracht op, dat haar titel doet denken aan de alge
meen ervaarde uitdrukking: „de roman als levens-