31 ontkennen, dat zij telkens de optredende spannin gen heeft weten te overwinnen en rijker en scho ner te voorschijn is gekomen. De productie, distri butie en vertoning voltrekken zich in een reusach tig complex, hetgeen wel het duidelijkst blijkt uit het feit, dat de film in het land, dat de Latijnse geest zijn inventie ontfutselde, het op één na be langrijkste exportartikel is geworden. Met de wereldomvattende omvang van de con sumptie raakte het publiek belang gemoeid, waar door de bestaande spanningen nog verhoogd wer den. Men denke slechts aan de vraagstukken be treffende veiligheid, publieke orde en geestelijke volksgezondheid en niet in het minst de behoeften van de openbare kas, die ongeacht de investe ringen in de omzetten een in administratief op zicht gemakkelijk middel zag tot versterking van de inkomsten. De positieve bemoeiingen met het doel de ge schetste spanningen te verminderen en telkens weer de filmessentie te onttrekken aan het overwicht van techniek en handel, zijn eerst ontstaan en toe genomen, nadat het intellect de film had leren zien en liefhebben. Ze zijn voortgekomen uit het werk van hen, die bij de beoordeling van wat hun werd vertoond, wezenlijke waarden hebben onderkend en uit hun ervaringen in de loop der jaren film kunde hebben opgebouwd. Het werk van deze critici is, na dat van de avant-garde onder de ver vaardigers, van onschatbare betekenis geweest voor de voortstuwing van de film en één van hun vruchten is ongetwijfeld de eerste organisatie van het publiek, niet tot het scheppen van remmingen via negatieve bemoeienissen, maar door datgene wat aan goeds geproduceerd werd verder te dra gen en daardoor invloed uit te oefenen op produc tie, distributie en \ertoning. Na aldus het universeel verloop van de span ningen tussen filmmaterie en filmessentie, tussen techniek en aesthetica, tussen profijt en ideaal te hebben geschetst, concludeerde de heer Bosman. dat de film, welke; averij zij er ook bij opgelopen heeft, er telkens aan is kunnen ontstijgen tot steeds groter hoogte. Deze inleiding was nodig aangezien alleen tegen de achtergrond van de internationale situatie e,en beoordeling mogelijk is van ons nationaal terrein op filmgebied, dat niet alleen zijn aardrijkskundige maar ook zijn potentiële beperkingen heeft. Welhaast de gehele filmhandel, dat wil dus zeg gen import, distributie, het ontwikkelen, drukken en betitelen van copieën, filmvervaardiging en vertoning is georganiseerd in één vereniging met privaatrechtelijk karakter, de Nederlandsche Bioscoop-Bond, welke in haar verschijningsvorm uniek is. Er is namelijk geen tweede organisatie ter wereld, welke, op particuliere grondslag althans, een dergelijke verticale opbouw kent. Maar er zijn ook weinig beschaafde landen, waar de filmber langstelling door allerlei oorzaken zo gering is en waar de bemoeienis mét vertoning en consumptie zo groot is en zo weinig rekening wordt gehouden met de filmeconomie. De beperkingen hierdoor ontstaan hebben de betrokkenen de handen ineen doen slaan en hen blijvend, nu reeds bijna veertig jaar, verenigd in een self-regulation. Spreker ging vervolgens na welke invloed deze organisatievorm op de spanningen tussen film en materie had uitgeoefend. Als eerste element van betekenis noemde hij hierbij het karakter van het Nederlandse filmbedrijf, dat op de internationale markt als koper optreedt en zijn distributie en ver toning zoveel mogelijk uit handen van buitenland se trusts en kartels heeft weten te houden. Dat het in dit laatste geslaagd is, soms na heel harde strijd, is voor de vrijheid van het witte doek in Neder land, en dus voor de film, van groter betekenis dan men het doet voorkomen. Het distributierapparaat in Nederland is in meerderheid onafhankelijk en in Nederlandse handen, het vertoningsapparaat bijna geheel. Ook de vrije import van de films, waarvoor het bedrijf onmiddellijk na de bezetting eveneens een harde strijd heeft moeten voeren, kan van grote betekenis zijn voor het niveau van de film in ons land, een tweede winstpunt dus voor de film. Alles wat er in de wereld aan film verschijnt, heeft in ons land toegang, maar de afzetmogelijkheden no pen tot selectie. De invoer in ons land van circa 400 films per jaar geschiedt via een 40-tal maat schappijen, welke, behoudens enkele nederzettin gen van grotere productiemaatschappijen, door haar jarenlange ervaring georiënteerd zijn op de filmmarkt en kennis dragen van de behoeften bin nenslands. Natuurlijk zijn zij bij de import onder worpen aan de economie van de film. Zoals het productieproces afwisselend is van zeer goed tot slecht, zo zijn ook zij niet in staat om uitsluitend de rechten te verwerven van de beste films. De industrialisatie van het filmvoortbrengings- proces in het buitenland heeft uiteraard conse quenties gehad voor de verkooptechniek. De bui tenlandse handel voltrekt zich nog wel op basis van een product volgens een bepaald merk, het geen betekent, dat niet de vertoningsmogelijkheid van een film in economisch opzicht de doorslag geeft en nog minder de betekenis van de film, maar uitsluitend het investeringsproces en de daar mede vefband houdende marktposities van de in dustrie. Na de bevrijding heeft het bedrijf in Ne derland getracht aan dit systeem afbreuk te doen, waarvan uiteraard de afnemer in Nederland slechts kan profiteren, doch ook de film. Men heeft hier de verplichting in het leven geroepen, dat een film gezien moet kunnen worden alvorens zij verkocht wordt. Men heeft bovendien paal en perk willen stellen aan de zogenaamde koppelverkoop, al heeft men deze niet geheel kunnen elimineren omdat men in zijn posities tegenover de buiten-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 30