4
ER is een dag geweest dat een boer met een
karrevracht hooi naar een klein stadje
reed om de bioscoop, die daar zojuist
gevestigd was, in brand te steken en zo
dit instrument des duivels met geweld van
de aardbodem weg te vagen. Het snode voorne
men, dat overigens nimmer) is uitgevoerd, was te
wijten, niet aan zinsverbijstering, maar aan de op
vattingen, de geesteshouding van een bepaalde
groep die de cinematografie als in wezen waarde
loos beschouwde uit aesthetisch oogpunt, die ge
waagde van het „immer voortvretend kinobedrijf"
en die alles in hetj werk heeft gesteld, jaren ge
leden reeds, om tot een uitsterfsysteem van het
bioscoopwezen te geraken. Deze groep richtte zich
zelfs tegen een Rijkskeuring, omdat zulk een keu
ring reclame zou maken voor het bioscoopbedrijf
onder de velen, die bezwaar hadden tegen de bio
scoop. En men kan haar nog dagelijks beluisteren
bij de behandeling van zaken, die film of bioscoop
bedrijf betreffen.
Inmiddels heeft de film zich glorieus ontwikkeld
en is de bioscoop als instituut van ontspanning en
voorlichting via de film een maatschappelijk be
grip geworden. De bestrijders van de film zijn nu
tot het inzicht gekomen, dat zij het zonder haar
niet langer kunnen stellen. Zij wensen haar nu
te accapareren en richten daarom hun giftige pijlen
in de richting van de bioscoop.
Zo is te verklaren al hetgeen de waarnemend
voorzitter van de Cefa, die dit ter voorkoming
van verwarring niets van doen heeft met de
Stichting Filmcentrum te Oegstgeest, waarvan de
heer P. van Mullem directeur is, in een geschil,
dat zij met een filmleverancier had ten overstaan
van de pers aan onjuistheden heeft gedebiteerd
over het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf en
zijn organisatie. Zo doet hij het voorkomen alsof
de Nederlandsche Bioscoop-Bond een soort mono
poliepositie inneemt, die tot dan toe met behulp
van de overheid uitsluitend bepaalde wie invoer
vergunningen kreeg en die langs deze weg even
eens bepaalt wie er in Nederland films vertoont.
Door een kleine informatie bij dezelfde Neder
landsche Bioscoop-Bond, ofwel bij de Centrale
Dienst voor In- en Uitvoer, had de waarnemend
voorzitter kunnen vernemen, dat de Bond in de
tijd dat zij door genoemde dienst gemachtigd was
invoervergunningen te verlenen niet minder dan
1381 invoervergunningen heeft verstrekt aan niet-
leden van de Bond. Er is nooit één bonafide aan
vrager een invoervergunning geweigerd. Het
spreekt van zelf dat in deze situatie ook na de op
heffing van het vergunningenstelsel voor de film-
import geen verandering is gebracht. Het staat een
ieder vrij films in Nederland te importeren. Dat
alles was natuurlijk aan genoemde heer bekend,
maar het tegenovergestelde te zeggen, kwam hem
bij zijn agitatie beter van pas. Een dementi van
degene, die aangevallen is, is in zulk een geval
altijd van secundaire betekenis.
De Bond heeft ook geen bemoeienis met de
aankoop van films noch met de beoordeling van
de inhoud: en bepaalt derhalve niet, zoals gesug
gereerd wordt, wat er al of niet vertoond mag
worden. Wanneer instituten als de Cefa films wil
len importeren, zelf vertonen of zelf vervaardigen,
dan staat het hun volkomen vrij zulks te doen; dit
gebeurt trouwens dagelijks en het behoeft derhalve
niet te geschieden bij wijze van offensief tegen
de betrokken bedrijfsorganisatie, maar kan rustig
gebeuren ondanks deze organisatie.
De zaak komt echter anders te liggen wanneer
de Cefa wil beschikken over de eigendomsrechten
van de leden van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond. Ook dit is gelukkig in ons land niet zonder
meer mogelijk en de rechter heeft de Cefa in het
kort geding, dat zij tegen een filmleverancier heeft
aangespannen betreffende de levering van een be
paalde film, in het ongelijk moeten stellen. In haar
critiek naar aanleiding van deze procedure heeft
de Cefa ten onrechte de Nederlandsche Bioscoop-
Bond betrokken. Deze organisatie beschikt als zo
danig niet over vertoningsrechten. Wèl heeft zij
organisatorisch bemoeienis met de voorwaarden van
de uitoefening der exploitatierechten. Ondanks
hetgeen Cefa beweert, bestaat er echter in dit
geval geen beslissing in weigerende zin van de
zijde van de Bond. Integendeel, de Cefa heeft de
Nederlandsche Bioscoop-Bond zelfs niet de gele
genheid geboden een onderzoek in te stellen, omdat
zij zich hals over kop en met averechts resultaat
tot de rechter heeft gewend en bovendien tot de
pers' ondanks dat zij door de Bond geïnformeerd
was.
Dat de Cefa de film in kwestie inmiddels zonder
er over te kunnen beschikken had doorverkocht aan
de N.C.R.V., die haar in haar tournee had opge
nomen en door deze gang van zaken gedupeerd is,
wordt dezerzijds betreurd; de schuld hiervoor ligt
I
n
met d
ae waar
heid