echter bij de ondeskundige en overhaaste behande ling door de betrokkenen. De vraag door de Cefa gesteld of in Nederland films kunnen worden vertoond buiten de bioscopen en tegen de wil van het Bestuur van de Neder- landsche Bioscoop-Bond, had derhalve niet anno 1954 door de Cefa behoeven te worden gesteld. Zij is in de practijk in bevestigende zin beantwoord zolang het georganiseerde bedrijf bestaat. De vraag, die de Cefa had moeten stellen, is een geheel andere, namelijk of het juist is, dat deze groep met de toevallige macht die zij hier en daar bezit het recht heeft de vrijheid van filmverto ningen aan te tasten door beperkende maatregelen, hetzij in fiscaal, hetzij in ander opzicht te bevorde ren of tot stand te brengen. Is het bovendien juist, dat zij uit spijt om haar kortzichtige jarenlange bestrijding van de film het bedrijf met geweld te lijf moet gaan nu blijkt dat zij aan de vooruitgang van de film niet heeft kunnen afdoen? Laat de Cefa rustig haar eigen gang gaan. Haar opvattingen met betrekking tot film en filmbedrijf en de algemene geldende zijn niet te overbruggen. Zij vormt een aparte wereld die aparte films moet hebben met een aparte manier van vertonen. Dat kan zij gelukkig doen zonder ons bedrijf. Wij be hoeven er echter niet aan mede te werken dat dit over de rug van het bedrijf gebeurt. En overigens hebben wij ons wat onze bereidheid aangaat tot samenwerking met godsdienstige of culturele groe pen, of wat ons respect betreft jegens onderschei dene overtuigingen niets te verwijten. Wij menen wat dat betreft er recht op te hebben met meer egards behandeld te worden dan door de lieden van de Cefa geschiedt. HET initiatief van de Stichting Neder lands Filminstituut tot het organiseren van een Filmstudieweek is om onder scheiden redenen waard in de annalen van de film in Nederland geboekstaafd te worden. Niet in de eerste plaats omdat deze van Dinsdag 28 September tot en met Vrijdag 1 Octo- ber te Utrecht gehouden studieweek in zo brede kring belangstelling wist te trekken, dat het aan tal deelnemers de verwachting tienvoudig over trof. En evenmin omdat de jongste der Muzen in ons land voor het eerst de eer te beurt viel ,,door de hoofdingang" binnen de muren van de univer siteit te worden geleid. Want al houdt dit feit on getwijfeld een eervolle zij het wat late Ne derlandse erkenning in van de betekenis van de film, het kan toch door de historicus, in aanmer king genomen dat de Filmmuze al jaren een vaste woonplaats heeft in tal van musea, een permanen te gast is in meer dan een dozijn universiteiten en in de Verenigde Staten en in verscheiden Euro pese landen over geheel eigen hogescholen van wereldfaam beschikt, nauwelijks als iets bijzonder vermeldenswaardigs worden gezien. Neen, dat de genen die het voorrecht hadden deze studieweek bij te kunnen wonen er zich geleidelijk aan bewust van werden een belangrijke gebeurtenis in de ge schiedenis van de film in Nederland te beleven, heeft andere en diepere oorzaken. Al hetgeen tot dusver in ons land op het gebied van de studie van en het onderzoek naar de film, alsmede de opvoeding tot de film is ondernomen, zijn in feite lo's van en veelal naast elkaar staande, soms ook elkaar overlappende activiteiten welke een enkel of meerdere aspecten van het verschijn sel film betreffen. Men moet grote bewondering hebben voor hetgeen aan pioniersarbeid is en wordt verricht bijvoorbeeld inzake het complex van vraagstukken betrekking hebbende op film en jeugd door of op instigatie van het Instituut Film en Jeugd, inzake voorlichting en opvoeding van het publiek tot de film door de Katholieke Film Actie en het Filmcentrum van de Hervormde Kerk en met betrekking tot de beoefening van de film historie door de Stichting Nederlands Filmmu seum. Al deze activiteiten zijn van grote betekenis en worden vaak onder uiterst moeilijke omstandig heden ondernomen, maar zij beperken zich tot haar speciale terrein en hebben tot dusver geen forum geboden voor een gezamenlijke schouwing van de totaliteit van de film. De historische betekenis van het initiatief van de Stichting Nederlands Filminstituut is, dat in Verantwoord Initiatief

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 6