UIT Hilversum bereikte ons verheugend nieuws. Met het Raadsbesluit van Maandag 13 December heeft de ge meente Hilversum zich als eerste van de tien grote gemeenten geschaard in de rij van 131 gemeenten, die de vermakelijkheids- belasting voor bioscopen op 20 of minder heb ben vastgesteld en daarbij onderstreept, hetgeen de Minister van Binnenlandse Zaken, zowel in de Kamer als in zijn circulaire van 20 Februari 1954 aan de gemeenten, na het overleg met het Hoofd bestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, heeft verklaard, namelijk dat de overwegingen, welke destijds hebben geleid tot het gemaakte on derscheid in de belastingheffing niet meer gelden, dit wil dus zeggen, dat er geen aanleiding meer was volgens de bewindsman, tot discriminatie in de vermakelijkheidsbelastingheffing tus3en het bioscoopbedrijf en de overige vermakelijkheden. In een voorstel van 6 Juli 1954 betreffende de verlaging van de vermakelijkheidsbelasting voor bioscopen hadden Burgemeester en Wethouders van Hilversum reeds de toezegging gedaan deze aangelegenheid bij de behandeling van de begro ting voor 1955 opnieuw aan de orde te zullen stellen ,er op wijzende dat de Commissie voor de gemeentefinanciën met een belastingverlaging op dat ogenblik weliswaar kon instemmen, maar dat zij in beginsel aan een uniform tarief voor de ver makelijkheidsbelasting over de gehele linie de voorkeur zou schenken. Deze toezegging sloot ge heel aan bij hetgeen de Wethouder van financiën van Hilversum dienaangaande reeds bij een vroe gere gelegenheid publiekelijk had verklaard. Op hun voorstel van 29 November 1954 geven Burgemeester en Wethouders de volgende toe lichting: ,,de feitelijke situatie is nu aldus, dat voor alle vermakelijkheden met uitzondering Van de biosco pen, de belasting naar de toegangsprijs 20 be draagt. Alleen het bioscoopbezoek wordt met 25 belast. Bij het streven naar een uniform tarief zijn drie gevallen denkbaar: 1. alle vermakelijkhe den worden voortaan met 25 belast; 2. de be lasting bedraagt voor alle evenementen 20;%; 3. er wordt een tussenweg bewandeld door het per centage voor alle vermakelijkheden op bijvoor beeld 22J/£ c/( vast te stellen. Hantering van de mogelijkheden, bedoeld in 1 en 3, zou betekenen dat ook, om slechts een greep te doen, vermakelijkheden als toneel- en opera voorstellingen, concerten, opvoeringen van revue's en operettes, alle een belastingverhoging zouden moeten ondergaan. Wat een zodanige verhoging voor bepaalde groepen aan onrust en beroering met zich kunnen brengen, hebben de achter ons liggende jaren wel getoond. Ernstig zou dan met de mogelijkheid rekening moeten worden gehou den de ervaring elders bij vroegere belasting verhoging heeft dit geleerd dat de hoger te be lasten voorstellingen eenvoudig achterwege blij ven doordat elders de voorwaarden voor een winstgevend optreden ten gevolge van een lagere belasting gunstiger liggen. Het percentage voor de hier bedoelde vermakelijkheden gaat namelijk, voor zover ons bekend is, 20 niet te boven. Een alleen voor deze gemeente door te voeren partiële verhoging der vermakelijkheidsbelasting zou dus gemakkelijk een averechts gevolg kunnen hebben. De theaterdirecties beschikken, wat de keuze van de plaats van opvoering betreft, in het algemeen over heel wat meer vrijheid van handelen dan de bioscooptheaters, gebonden als deze zijn aan hun gemeente van vestiging. Eerstgenoemde zouden stellig niet schromen zo mogelijk van deze vrijheid 1 m versum geeft het voowee beeld

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 2